Bloedtransfusie
Bij het verrichten van grote operaties, denk aan hart- en longchirurgie en de operaties van aneurysmata (verwijdingen van de bloedvaten) is bloedtransfusie nodig. Ook bij andere operaties en ziekten kan het voorkomen dat een patiënt een bloedtransfusie nodig heeft. Bij het pre-operatieve onderzoek worden testen uitgevoerd die noodzakelijk zijn om een probleemloze bloedtransfusie mogelijk te maken. Hiertoe behoren het bepalen van de bloedgroep en de rhesusfactor.
Bovendien wordt het bloed onderzocht op de aanwezigheid van (ongewenste) antistoffen tegen rode bloedcellen met minder voorkomende bloedgroepen. Zonodig kan dan tijdig een bijpassende donor worden gezocht. De kruisproef is één van de laatste testen die uitgevoerd wordt bij patiënten die een transfusie nodig hebben; deze bestaat uit het in contact brengen van serum van de ontvanger met rode bloedlichaampjes van de donor. Een positieve kruisproef is een belemmering voor het toepassen van een bloedtransfusie. Door al deze voorzorgen wordt het aantal ongewenste (en soms levensbedreigende) bijwerkingen van een bloedtransfusie tot een minimum beperkt.